NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Cohen stuart, dr. lewis

betekenis & definitie

COHEN STUART (Dr. Lewis), geb. te 's Gravenhage 11 Juli 1827, overl. te Delft 24 Juli 1878, broeder van den voorgaande. Zijn vader was inspecteur-generaal van de registratie en de staatsloterij, en had door zijn drukken werkkring weinig tijd om zich met zijn groot gezin in te laten, zijne moeder verloor hij op 12-jarigen leeftijd. Hoewel deze omstandigheden daartoe niet medewerkten, was zijn werklust zoo groot, dat hij zich, hoewel eerst getracht werd hem op een comptabiliteits-bureau tot departementaal ambtenaar op te leiden, zonder les te nemen voor het toelatingsexamen voor de Koninklijke Akademie te Delft voorbereidde. Hij slaagde in dat examen in 1844 en verwierf in 1848 het diploma van civiel ingenieur. De eigenlijke ingenieursvakken werden niet bij voorkeur beoefend, maar het waren de wiskunde en aanverwante wetenschappen, die Stuart's volle liefde hadden. In verband daarmede trad hij na zijne promotie te Delft als repetitor op; in 1849 ging hij eenigen tijd te Leiden studeeren. In 1851 werd hij tot tijdelijk leeraar te Delft benoemd, ter vervanging van H. Strootman, die door ziekte verhinderd werd, les te geven. Kort daarna werd hij Strootman's opvolger. In het bijzonder legde hij zich toe op de geodesie. Hij deed in het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (van welke instelling hij van 1859 tot 1865 en van 1868 tot 1871 bestuurslid was) van tijd tot tijd mededeelingen, speciaal over onderwerpen uit de geodesie en de mechanica. In 1862 werd hij op voorstel van den leidschen hoogleeraar Kaiser aangewezen om na te gaan, ofde triangulatiën van Krayenhoff zoo nauwkeurig verricht waren, dat zij waardig waren, deel uit te maken van het groote net, hetwelk over Midden-Europa gelegd zou worden. Na eene nauwgezette studie van twee jaren bleek aan Stuart. dat, hoezeer Krayenhoff ook voor zijnen tijd uitstekend werk geleverd had, alles toch overgedaan moest worden om op de hoogte der nieuwere wetenschap te zijn. Reeds in 1863 werd Stuart, toen nog slechts een deel van zijn arbeid bekend was, te Leiden tot doctor honoris causa in de wisen natuurkunde benoemd.

Ondertusschen waren voor de Koninklijke akademie te Delft moeilijke dagen aangebroken. De beide eerste directeuren, Lipkens en Simons, waren uitstekende en tevens humane mannen, en daardoor was het er geldende régime van gedwongen studie weinig hinderlijk. Maar, nadat gedurende eenige jaren een raad van beheer onder voorzitterschap van Lobatto en secretariaat van Overduyn de akademie bestuurd had, werd de toestand onhoudbaar, toen in 1859 de Indische oud-genie-officier J.A. Keurenaerals directeur optrad en deze dat stelsel a outrance doorvoerde. De lokalen werden telkens 5 minuten na het begin van een lesuur gesloten en eerst weder na het eind van het uur geopend; het kwam voor dat de leerlingen binnen waren en de leeraar buiten stond te bellen maar niet mocht worden binnengelaten; den leerlingen werd een stuk, waarbij zij zich verbonden, zich aan allerlei krasse maatregelen te zullen onderwerpen, voorgelegd. Er werd onder aanvoering van W.K.M. Vrolik door de studenten een strijd voor vrije studie gevoerd, waarin zij gesteund werden door Stuart en eenige andere leeraren. De minister van Binnenlandsche Zaken Thorbecke koos de partij van vrije studie, en na tallooze conferentiën tusschen hem en Stuart kwam de wet op het middelbaar onderwijs tot stand en werd Stuart bij Kon. Besl. van 30 Juni 1864 tot directeur der Polytechnische school, die de akademie verving, benoemd. Alle overgang is moeilijk, er waren een aantal jongelieden slachtoffers; b.v. zij, die reeds driejaren gestudeerd hadden, moesten in Sept. 1864 examen B doen, waar een der vakken scheikunde der bouwstoffen, in hetwelk zij geen onderwijs genoten hadden, was, terwijl in dat examen tal van vakken, als analytische en beschrijvende meetkunde, begrepen waren, in welke zij het laatste jaar geen onderwijs gehad hadden. Van de 32 slaagden er slechts 12, en deze 12 verloren ook zonder reden een jaar. Men had verzuimd, in de wet overgangsbepalingen op te nemen, en op rekesten werd, omdat zulke bepalingen niet bestonden, afwijzend beschikt. Vele studenten weten dit aan Stuart. In lateren tijd was dit vergeten, en was hij tamelijk populair.

Op 8 Mei 1865 werd Stuart tot lid der Koninklijke Akademie van Wetenschappen benoemd. In dit wetenschappelijk lichaam heeft hij weinig van beteekenis gedaan. In hetzelfde jaar werd hij lid van het Bataafsch Genootschap.

In 1874 werd onze regeering vanwege de duitsche verzocht, samen te werken tot het verrichten eener algemeene nauwkeurigheidswaterpassing van het grootste deel van Europa. Ook hier had Krayenhoff reeds in het begin der eeuw vrij goede uitkomsten bereikt, doch het bleek, dat ook deze niet voldoende nauwkeurig waren. Aan Stuart werd de directie eener nieuwe nauwkeurigheidswaterpassing opgedragen, en hij heeft daaraan de laatste jaren van zijn leven een groot deel van zijn tijd gewijd. De door hem bij dit werk ingevoerde voorzorgen zijn in 1877 in het Koninklijk Inst. v. Ing. beschreven, en geven van Stuart's inzicht en scherpzinnigheid blijk.

Hij overleed plotseling op nog niet hoogen leeftijd. Hij was ongehuwd.

Zijne belangrijkste werken zijn: De eischen der medewerking, aan de graadmeting in Midden-Europa (met F. Kaiser), uitg. door de Kon. Ak. v. Wet. 1864; De nauwkeurigheidswaterpassingin Nederland in Not. K. Inst. v. Ing. 1876/77.

Zijn portret werd gelithographeerd door J.H. Hoffmeister.

G. van Diesen gaf van hem een levensbericht in het Jaarboek der Kon. Ak. v. Wet. 1879. Aan het eind daarvan zijn alle geschriften van Stuart vermeld.

Ramaer

< >