NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Carstensz, jan

betekenis & definitie

CARSTENSZ. (Jan), van Emden, te voren opperkoopman op Banda en daarna vrijburger aldaar, verliet 21 Jan. 1623 Amboina, op initiatief van den gouverneur Herman van Speult aldaar en voorzien van een instructie van den gouv. gen. J.

Pzn. Coen, om als commandeur over de jachten ‘Arnhem’ en ‘Pera’ een onderzoekingstocht te doen naar de Key- en Aroe-eil., alsmede naar N. Guinea. Hij sloot een verdrag met de bewoners der Aroeeil., die daarmede ons gezag erkenden en vervolgde zijne koers naar N. Guinea, waar hij 16 Febr. de sneeuwbergen ontdekte en daarna, langs de zuidwestkust koersende, waar de kapitein van de ‘Arnhem’ Dirks Meliszn. met 9 man door de inboorlingen vermoord werden, den Westhoek van het (later zoo genoemde) Prins Frederik. Hendrik-eil. als Valsche Kaap verkende, maar, geen doortocht (in Straat Torres) ontdekkende, in de Carpentariabaai terecht kwam en hier de eerste ontdekkingen deed. Half Mei van daar terugkeerende, voer hij andermaal naar de Z.W. kust van N.-Guinea, zonder Straat Torres op te merken en van daar naar de Key-eil., waar hij eveneens ons gezag vestigde. Het origineel van de door hem vervaardigde kaart van dien tocht berust in het Algemeen Rijksarchief.

In 1626 zeilde C. met de vloot van H. van Speult naarde RoodeZee en vertoefde 2 maanden op Mokka. In Oct. 1627 vertrok hij met 3 rijke Surattevaarders naar Europa, waar hij in den zomer van het volgende jaar in Nederland aankwam, en de bewindhebbers hem voor zijne goede diensten beloonden. Sedert vertrok hij weder naar Indië en 31 Juli 1631 werd hij op last der hooge regeering aldaar naar Formosa met eenige jachten gezonden. In Augs. 1632 zeilde hij met den commandeur P. Vlack naar Suratte, Perzië enz. In Mrt. 1633 begaf hij zich met de ‘Utrecht’ en 3 andere schepen bezuiden Mozambique en 23 Juni 1633 verscheen hij weder in de Perzische golf.

In 1634 leverde hij aan den gouv.-gen. H. Brouwer een beschrijving van Mokka enz., op het schip Utrecht 19 Febr. van dit jaar voltooid. Toen C. met de vloot van P. Vlack andermaal in Nederland was teruggekomen werd hem op zijn verzoek bij resolutie van Sept. 1635 zijn ontslag verleend, onder toekenning van een belooning van 400 gld.

Zie: L.C.D. van Dijk, Twee tochten naarde Golfvan Carpentaria in Mededeelingenuithet O.I. archief I (Amst. 1850); J.E. Heeres, hetAandeelder Nederlanders in de ontdekking van Australië (Leiden 1899); P.A. Leupe, Jan Carstenszn. in Bijdragen T.L. en V. II (1859) 43-46; id., De reizen der Nederlanders naar hetZuidland (Amst. 1868); id., De reizen der Nederlanders naar N.-Guinea en de Papoesche eil. in Bijdr. T.L. en V. X (1875); de Zuidkust van N.-Guinea in Indische Gids XXIV: 1 (1902) 210; de Moordenaars en de Doodslagersrivierop N.-Guinea in Tijdschrift K.

Ned. Aardr. Genootsch. (2) XXV (1908) 579-580; de Z.W. N . Guinea-Exp. 1904/05.

Mulert

< >