NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Camerlingh, heimerick

betekenis & definitie

CAMERLINGH (Heimerick), geb. 10Aug. 1777te Wanneperveen, overl. Jan. 1847, zoon van Antoni Cato en van Hendrika van Elsbroek. Hij trad in 1797 in dienst als cadet der infanterie en werd 3 Mei 1798 benoemd tot extra-ordinair ingenieur, in welke functie hij met de brigade ingenieurs-te-velde den veldtocht van 1799 in Noord-Holland meemaakte. 18 Nov. 1799 tot 1en luitenant benoemd, diende hij in 1805 bij het Noorder-Leger en in 1806 in Westfalen. Tijdens de landing der Engelschen in Zeeland was hij 2e kapitein bij de troepen aldaar en werd in 1810 ingelijfd bij het korps fransche genietroepen. Na het herstel onzer onafhankelijkheid kwam hij weer in hollandschen dienst, werd 19 Febr. 1815 majoor, twee jaren later luitenantkolonel en 13 Maart 1832 kolonel-directeur der 4e fortificatiedirectie te Vlissingen. 12 April 1836 werd hij op pensioen gesteld. C. heeft veel onder leiding van Krayenhoff gewerkt en daarbij groote verdiensten getoond. Ook heeft hij de ontwerpen tot verbetering van de vestingwerken van Luik vervaardigd, die in 1836 voltooid werden.

Na de belgische omwenteling werd aan C. opgedragen de vesting Gorinchem in staat van verdediging te brengen. Hij was ridder van de Militaire Willemsorde 3e Klasse. C. was eerst gehuwd met Maria Helena van Citters, daarna met Adriana Isabella van der Bilt, weduwe van van der Mandere.

Zie: Algem. Konst-en Letterb. 1816, I, 110; 1826, II, 271.

Eysten

< >