BUNNIK (Jan van), geb. te Utrecht in 1654 en daar 6 Maart 1727 gest., was van 1668 tot 1671 leerling van Herm. Saftleven, maakte toen een reis door het Kleefsche, werkte daarna nog eenigen tijd bij Gerard Hoet en aanvaardde eindelijk, vergezeld van zijn broeder Jacob, een groote reis, die hem over Frankfort, Heidelberg, Spiers en Straatsburg naar Zwitserland, en verder naar Italië bracht.
In Genua werkte hij bij Pieter Mulier en in Rome, waar hij in de bent Keteltrom gedoopt werd, was hij o.a. met Carlo Maratti bevriend. Na ook nog geruimen tijd te Napels vertoefd te hebben, werkte hij acht jaar lang te Modena voor den hertog en kwam eindelijk in 1684 te Utrecht terug, zijn route genomen hebbende over Turijn en door Frankrijk. Hij heeft voor verschillende kasteelen, o.a. voor het Loo, de Voorst en Zeist landschappen geschilderd. Op het kasteel Middachten is nog een doorhem in 1686 geschilderd gezicht op het oude kasteel, en in het museum te Utrecht een rotsachtig landschap van 1712. Kort voor zijn dood bestolen, stierf hij in armoedige omstandigheden.Zie: Houbraken VII, 339-342.
Moes
BUNS (Joannes), een schilder van portretten en mythologische tafereelen, heeft vermoedelijk ook in Nederland gewoond, daar zoowel Joannes Blasius als Pieter Rixtel werken van hem bezongen hebben, maar in 1669 en 1670 woonde hij te Keulen. Hij ontwierp in eerstgenoemd jaar een door E. de Ordoni gegraveerde zinneprent op het burgemeesterschap van Franz Brassaert en schilderde in 1670 het portret van Wilh. Lovius dat thans in het administratiegebouw van het ‘Schulund Stiftungsfonds’ te Keulen hangt. Twee voorstellingen van Venus zijn in 1660 en 1661 door Joannes Blasius bezongen.
Zie: J. Blasius, Geslachtboom 139,236; P. Rixtel, Mengelrijmen (1717) 102; Thieme und Becker, Allg. Lexikon bild. Künstler, in voce.
Moes