BRUINE (Johannes de), geb. te Balk7 Aug. 1657, overl. te 's Gravenhage4 Sept. 1722;
studeerde te Franeker en werd 31 Jan. 1682 tot den predikdienst toegelaten; hij werd te Nieuw-Brongerga beroepen en het beroep 26 April 1684 der classis ter goedkeuring aangeboden, doch de approbatie geweigerd, ‘zoo lang als het Appel van de Classis tegen de sententie der Deputaten Synodi, in de zaak van D. van Giffen niet ‘was geëindigd.’ 5 Juli werd het verzoek om approbatie opnieuw gedaan en toen goedgekeurd, nadat alvorens de Bruine was gewaarschuwd, zich te onthouden van alle schadelijke nieuwigheden en in het bijzonder van de 22 Artikelen, bij gelegenheid deroneenigheden met van Giffen door de classis van Zevenwouden ontworpen en der synode te Dokkum overgeleverd; in 1686 werd hij naar Stavoren beroepen, in 1688 naar West-Souburg in Zeeland, en in 1691 naarZalt-Bommel, voor welke twee laatste beroepen hij om bijzondere redenen bedankte. Een beroep naar Wezel, 1694, nam hij aan, waarna hij in 1701 door Dordrecht en in 1705 door de gemeente van 's Gravenhage werd beroepen, in welke beide gemeenten, zoowel als in de vorige, hij met veel vrucht en stichting zijne bediening heeft uitgeoefend.