NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Backer, jacob adriaensz

betekenis & definitie

BACKER (Jacob Adriaensz.), schilder te Amsterdam, geb. te Harlingen 1608 en overl. te Amsterdam 27 Aug. 1651. Eerst had hij te Leeuwarden onderwijs genoten van Lambert Jacobsz., daarna omstreeks 1632 te Amsterdam van Rembrandt.

Behalve een vermoedelijk kort verblijf te Vlissingen, waar hij in 1638 vertoefd heeft, woonde hij steeds te Amsterdam. Onder de leerlingen van Rembrandt behoort hij tot degenen die hun meester het dichtst nabij gekomen zijn. Reeds in 1634 leverde hij een regentessenstuk voor het Burgerweeshuis, dat tot de beste regentenstukken der Hollandsche School behoort en dat nog op de oorspronkelijke plaats zijner bestemming te genieten is. Ook het groote schilderstuk van 1642 in het Stadhuis te Amsterdam vertoont nog goede qualiteiten, maar het regentenstuk van het Nieuwezijds Huiszittenhuis van omstreeks 1650, in het Rijksmuseum te Amsterdam, is van minder gehalte. Bijzonder fraai en zijn meester ten volle waardig zijn eenige afzonderlijke portretten, vooral dat van Joh. Wtenbogaert (1634) in de Remonstrantsche kerkte Amsterdam; S.

Savry, J. Lutma en Th. Matham hebben er verschillende gegraveerd. Daarentegen zijn zijne mythologische tafereelen gezocht in de compositie en van een onaangenaam koloriet; er zijn er in de musea te Brunswijk en Kassei, en M. Mosyn heeft er gegraveerd. Zijn teekeningen, meestal portret- en naaktstudies, zijn zeer gezocht. Een geteekend zelfportret van 1638 is in de Albertina te Weenen, een ander is door P. Bailliu en een derde door Th. Matham naar Th. de Keyser gegraveerd.

Tot zijn leerlingen behooren, behalve zijn neef Adriaen (kol. 55), o.a. Jan de Baen, Jan van Neck, Bern. Vaillant en Mich. Willmann.

Zie: de Bie, GuldenCabinet 129, 130; Sandrart 304; Houbraken I, 336-338; Hofstede de Groot, Houbraken 239; Oud-Holland XVIII, 226; Thieme und Becker, Allg. Lexikonbild. Künstl. i.v.

Moes

< >