NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Angelkot, hermannus (2)

betekenis & definitie

ANGELKOT (Hermannus) (2), de zoon, geb. 1688, ook apotheker, overl. te Amst. 1727. Onder zijn naam verscheen: Don Cesar ofde broederlyke minnaar, blijspel

(Amst. 1717), blijkens de voorrede een vertaling naar T. Corneille, Dom César d'Avalos. Voorts anoniem, maar met door hem onderteekende opdracht: Het vroutje van Ephesen, kluchtspel (Amst. 1721). Ook is waarschijnlijk niet van den vader, maar van den zoon: Cato ofondergang der Roomsche vryheid, treurspel, naar Addison (twee uitgaven Amst. 1715; verder 1725, 1742, 1785). Deze

laatste berijming is, naar een vertaling in proza van H. de Wolf, gedeeltelijk van de hand van H.A., gedeeltelijk van die van P. Lan gendijk. Zijn vermoedelijk door Arn. van Halen geschilderd portret, afkomstig uit het Panpoëticon Batavum, is in het bezit van den heet H.D. Willink van Collen te Breukelen.

Ebbinge Wubben

< >