ALEID van Kleef, echtgenoote van graaf Dirk VII, reeds met dezen gehuwd als hij aan de regeering komt (1190), overl. na 1237, begr. te Rijnsburg; waarschijnlijk dochter van graaf Dirk IV van Kleef en van Aleid van Brabant. Zij was een zeer heerschzuchtige vrouw, die gedurende het leven en na den dood van haren gemaal grooten invloed had.
In 1195, wanneer Dirk VII in Zeeland de Vlamingen bestrijdt, leidt zij den krijg in Kennemerland tegen haren zwager Willem van Holland; van Egmond uit als steunpunt verdedigt zij het land ‘miro ingenio singula amministrans’, sluit een verbond met de Friezen van Niedorpen verslaat Willem bij Alkmaar, waarop de vrede gesloten wordt. Als haar man te Dordrecht stervende is (Oct. 1203) en zijn broeder Willem wil laten overkomen om over de voogdij zijner dochter Ada te spreken, weet zij dit te verhinderen en zendt boden naar den graaf van Loon om dezen met haar dochter
Ada te doen huwen en aldus te verhoeden, dat de regeering aan Dirk's broeder Willem komt en haar invloed verminderd zou worden. Deze toeleg gelukt haar, en nog voor de begrafenis van graaf Dirk wordt te Dordrecht dit huwelijk gesloten met toestemming van vorsten en edelen, als: den bisschop van Utrecht, den graaf van Gelre, Rutger van Meerhem, Hugo van Voorne, Dirk van Altena, Simon, Ysbrand en Jan van Haarlem, Willem van Teylingen, Wouter en Folpert van Leda, Arnoud en Hendrik van Rijswijk. Anderen, als Floris, de domproost, en Otto van Bentheim Ada's ooms, Philips van Wassenaer, Albert Banjaert, de burggraaf van Leiden en Jan van Rijswijk, blijven Willem, Dirk's broeder, trouw, terwijl o.a. Wouter van Egmond, Willem van Teylingen en Simon van Haarlem eerst later Willem's partij kiezen; door deze tweedracht ontstaat de zoogenaamde Loonsche oorlog, waaraan Aleid krachtdadig deelneemt (zie art: Ada kol. 17); na de nederlaag van den graaf van Loon treedt zij niet meer op den voorgrond, en zoekt hare bezigheid in vrome werken. Zij was de moeder van twee dochters: Ada (kol. 17) en Aleid (1) (kol. 71). Zie: Annales Egmundani en Chronicon Egmundanum.
Obreen