Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Wilhelm berger

betekenis & definitie

* 9. 8. 1861 te Boston, ✝ 16. 1. 1911 te Jena, componist en dirigent. Studeerde aan de Hochschule te Berlijn, werd daarna leeraar aan het Klindworth—ScharwenkaKonservatorium te Berlijn, werd in 1903 hofkapelmeester te Meiningen en kreeg den titel van professor.

Hij componeerde liederen, waarvan enkele zeer bekend werden, koorwerken, pianowerken, een piano-suite, vele kamermuziekwerken (een strijkkwintet E-mol werd 1878 door de verg. „Beethovenhaus" bekroond), Gesang der Geister tiber den Wassern op. 55, Die Tauben op. 83, An die grossen Toten op. 85, Totentanz op. 86, en Sonnenhymnus (met Baritonsolo) op. 106 voor koor en orkest, Meine Göttin op. 72 ^bekroond) voor mannenkoor met orkest, twee symphonieën, het groote koorwerk met soli en orkest, Euphorion op. 74, enz. Een overzicht van B.s complete gedrukte werken gaf W. Altmann uit (1920).