* 9. 9. 1873 te München, promoveerde 1897 aldaar tot Dr. phil., werd hierna muziekcriticus, vervolgens leeraar bij Dr. Kaim's Musikinst., privaat-docent, werd 1907 buitengew, hoogleeraar, 1920 gewoon hoogleeraar te Heidelberg, 1923 te Leipzig.
Sinds 1925 directeur van de „Deutsche Musikgesellschaft” voor de uitgave van oude muziek. Schreef o.a.: Die Anfänge der Chromatik im italienischen Madrigal, (1902), Jos. Rheinberger (1916), componeerde twee symphonieën, kamer- en pianomuziek, alsmede liederen.