Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Madrigaal

betekenis & definitie

algemeene aanduiding voor het kunstlied der Italiaansche dicht- en toonkunst, voor 't eerst voorkomend in de Florentijnsche ars nova der 14de eeuw. Reeds Dantes vriend Pietro Casella (t vóór 1300) wordt genoemd als de eerste componist van het M.

Het M. knoopt aan bij de Pastourellen der Troubadours; lyrische natuurpoëzie verbindt zich met philosophische contemplatie; door den ernstigen, vaak ook satirischen inhoud staan zij ver van de Pastourellen af. De dichtvorm bestaat uit 7—13 elfvoetige jambenverzen (Dante, Petrarca, Boccaccio) en is van den beginne af met muziek verbonden. Deze muzikale vorm gelijkt op de Balladen en Rondo's, n.1. een tweedeelige met reprisen. De voornaamste vertegenwoordigers van het M. in dezen tijd (14de eeuw) zijn: Giovanni da Cascia, Jacopo di Bologna, Paolo, Piero, Landino, e.a. Het M. neemt in de 16de eeuw een geheel anderen (klassieken) vorm aan: de poëtische grondslag is een vrijere (ook sonnet, terzine, canzone, enz.). De eerste phase ademt rustige sentimentaliteit (Festa, Arcadelt, Verdelot); de zetting is 4-stemmig, homophoon. De tweede phase (Willaert en de Rore) kenmerkt zich door een zekere toonschildering en grootere vrijheden, wat dan ten slotte bij Marenzio, Gesualdo, Monteverdi, e.a. tot toepassing van allerlei gedurfde nieuwe uitdrukkingsmiddelen leidt, meest 5-stemmig. Grootmeesters in het M. zijn Lasso en de Engelsche componisten, die zich wel van hun moedertaal bedienen, maar zich nauw bij den Italiaanschen kunstvorm aansluiten. In de 17de eeuw wordt het M. monodisch en wijkt langzamerhand voor de cantate, ofschoon nog in de 18de eeuw een zwakke nabloei optreedt. Zie o.a. Theod. Kroyer, Die Anfänge der Chromatik im italienischen M. des 16. Jh. A. Einstein, Das M. en de geschriften van Peter Wagner, e.a.