(Le Havre 1892-Parijs 1955), Zwitsers componist, studeerde te Parijs bij Widor en d’Indy; medeoprichter van de ‘Groupe de Six (1918). Was enige jaren compositieleraar aan de École Normale de Musique, bekleedde talrijke hoge functies en maakte grote concertreizen, waarbij hij eigen werken dirigeerde.
Hij verwierf wereldnaam door zijn grote oratoria Le roi David (1921), Jeanne d'Arc au bûcher (1935, tekst van Paul Claudel) en La danse des morts (1938. eveneens Claudel). Zowel uit zijn vocaal (veel koorwerken en liederen) als uit zijn groot instrumentaal oeuvre (o.m. 5 symfonieën, Pastorale d’été, 1920, Pacific, 1923, en kamermuziek) blijkt zijn grote voorliefde voor een polyfone structuur, wortelend in de muziek van Bach en Händel. Voorts componeerde hij muziek bij toneelwerken, balletten en filmmuziek. Hij publiceerde zijn verzamelde kritieken en het interessante autobiografische Je suis compositeur (1951). Honegger was een echt Sinfoniker en een dramatisch talent. Zijn cultuurpessimisme, in en vlak na de Tweede Wereldoorlog, zijn degelijke vakkennis en zijn traditionalisme tegenover o.m. het twaalftoonstelsel deden hem, ten onrechte, wat naar het tweede plan verwijzen. Later bleek dat hij een echt ‘eigentijds’ componist was geweest.