Gepubliceerd op 02-01-2020

Maarssen

betekenis & definitie

Dorp, gelegen op oeverwallen aan weerszijden van de Vecht. De bebouwing van de agrarische nederzetting lag rond de wat van de rivier af gelegen parochiekerk.

Omdat de scheepvaart over de Vecht steeds belangrijker werd, verschoof de dorpskern omstreeks 1600 naar de rivieroevers.Even ten noorden van een scherpe bocht van de rivier waar deze zich vernauwt tot een gracht ontstond een aaneengesloten, voornamelijk 18de-eeuwse dorpsbebouwing, gekenmerkt door een bescheiden schaal en een sobere detaillering. Voorbij de brug, langs de Herengracht, heeft de bebouwing een stedelijker karakter. In de 17de eeuw stichtten rijke Amsterdamse kooplieden en regenten in en bij het dorp, zoals ook elders langs de Vecht, veel buitenplaatsen. Tot de bevolking van Maarssen, waaronder ook de bewoners van de buitenplaatsen, behoorden in de 17de en de 18de eeuw veel Portugese en Hoogduitse joden, die hier al in 1680 een synagoge bezaten.

De aanleg van de straatweg Amsterdam-Utrecht (omstreeks 1810) en de spoorlijn (1843), de verbetering van de Vecht, maar vooral de aanleg van het Merwedekanaal (1892 voltooid), maakten dat het dicht bij de stad Utrecht gelegen dorp zich vanaf de tweede helft van de 19de eeuw tot een belangrijke industrieplaats ontwikkelde. De vestiging van bedrijven leidde tot uitbreiding van het dorp. Tussen straatweg en kanaal werd omstreeks 1925 voor de meegekomen arbeiders van een Friese oliefabriek de Friese buurt gebouwd. Na de oorlog breidde het dorp zich aan beide zijden van de Vecht verder uit; de grootste uitbreiding ligt in de polder Maarssenbroek, ten westen van het kanaal (nu Amsterdam-Rijnkanaal).