Gepubliceerd op 02-01-2020

Thorn

betekenis & definitie

Kleine stad, ontstaan in de vroege middeleeuwen op de hogere zandgronden aan de rand van het Maasdal. Rond 965 stichtten graaf Ansfried van Hoey en zijn vrouw Hereswit (ook Hilsondis genoemd) hier een benedictijnerklooster.

Hun dochter Benedicta was de eerste abdis. In 995 schonk Ansfried de abdij aan het bisdom Luik.

De Duitse keizer verleende in 1007 markt- en tolrecht aan de nederzetting. In de 14de eeuw groeide het klooster uit tot een wereldlijk stift voor hoogadellijke dames.

Met de omringende gebieden werd het een soeverein vorstendom, dat in 1794 werd opgeheven. De 13de-eeuwse parochiekerk van Thorn werd afgebroken in 1817.

De oorspronkelijk deels omwalde stadskern bestaat uit een ommuurde immuniteit tussen de Kloosterberg en de Hofstraat, een burgerlijk centrum rondom de Wijngaard en een agrarisch gedeelte ten noorden van de Hoogstraat. De bebouwing dateert grotendeels van na de stadsbrand in 1645 en heeft zich in de loop van de eeuwen verdicht.

Pas na de Tweede Wereldoorlog is Thorn flink uitgebreid aan de noordzijde. Kenmerkend voor het beschermde stadsgezicht van dit ‘Witte Stadje’ zijn de wit gepleisterde of gekalkte huizen en de met Maaskeien geplaveide straten.