Kasteel Mheer (Dorpsstraat 6-10) wordt voor het eerst vermeld in 1314 als stenen huis. Van het huidige complex met vier vleugels om een klein binnenhof stamt het zaalgebouw aan de westzijde uit het begin van de 14de eeuw.
Eind 14de eeuw kwam de noordvleugel tot stand; de oostvleugel en een mergelstenen verhoging van de ronde in opzet middeleeuwse toren volgde in de 15de eeuw. Waarschijnlijk onder Gerard van Imstenraedt verrees rond 1570 de afsluitende zuidvleugel met aan de binnenzijde een arcade op hardstenen zuilen.
Zijn zoon Winand liet de zuidvleugel completeren. Het interieur bevat twee hergebruikte schouwen, te weten uit 1514 (met wapenschilden) en uit 1667.
In 1688 kwam het kasteel in het bezit van de familie De Loë. De door Levinus de Loë vanaf 1914 geplande ingrijpende verbouwing werd tussen 1918 en 1923 gedeeltelijk uitgevoerd.
Naar plannen van J. Buchkremer en met A.
Martens als uitvoerend architect werd een bibliotheek toegevoegd aan de westvleugel en onderging de zuidvleugel een opmerkelijke metamorfose in Engelse neogotische stijl.De forse U-vormige nederhof heeft op de zuidoosthoek een ronde toren (1619) en aan de oostzijde een poortpaviljoen in maniëristische vormen (1612). Boven de toegang hangt een hardstenen mezekouw geflankeerd door schietspleten. Aan de oostzijde bevindt zich een droge gracht met een brug naar de toegangspoort. Deze hardstenen poort is voorzien van het alliantiewapen van Winand van Imstenraedt en Mechteld van den Bongart, de opdrachtgevers van deze tussen 1612 en 1623 in één bouwfase tot stand gekomen kasteelhoeve.
Rond 1850 maakte J. Gindra in opdracht Otto Napoleon de Loë een plan voor een parkaanleg ten noorden van het kasteel. Die aanleg werd in 1852 vermoedelijk in aangepaste vorm uitgevoerd door P. Custodis en in 1861 op landschappelijke wijze aangepast door L. Fuchs.