Gepubliceerd op 02-01-2020

Gennep

betekenis & definitie

Kleine stad, ontstaan op een landtong tussen Niers en Maas. Rond 800 werd hier een eerste, kleine houten kerk gebouwd.

De al in 950 genoemde ‘pagus Genapis’ kreeg waarschijnlijk midden 13de eeuw stadsrechten. De belangrijkste toegang tot de rond 1361 ommuurde stad was de brug over de Niers bij de Nierspoort; een brug over de Maas ontbrak.

Het aan de noordoostzijde in de ommuring gelegen kasteel Lonensteijn (14de eeuw) werd in 1413 afgebroken. Aan de zuidzijde legde men in 1518 een verdedigingswal van de Niers naar de Maas.

Een grote stadsbrand teisterde in 1597 de bebouwing. De Fransen ontmantelden de aarden verdedigingswerken in 1674; de middeleeuwse stadsmuur werd eind 18de eeuw gesloopt.

Gennep wisselde verschillende keren van heer. In 1384 veroverde Willem van Gulik de stad, vanaf 1442 was het een Kleefs leen en in 1609 ging Gennep over in handen van de keurvorst van Brandenburg.

De in 1815 bij Nederland gevoegde stad ontwikkelde zich tot ‘Poort van Limburg’. Belangrijk was in 1873 de aanleg van de spoorlijn Boxtel-Gennep met bijhorende Maasbrug door de in Gennep gevestigde Noord-Brabantsch-Duitsche Spoorwegmaatschappij (NBDS).

Langs dit vanaf 1922 alleen voor goederenverkeer gebruikte spoor ontstond in 1936 de N.V.

Papierfabriek Gennep (Page).

Door de gevechten in 1945 werd een groot deel van de bebouwing van de stad verwoest, waaronder de synagoge (1869) en het station (1872). Het spoortracé gebruikte men in 1955 voor de aanleg van een verkeersbrug over de Maas.

De bij de Brabantweg (bij nr. 25) opgestelde stoomlocomotief Lok 94 (1923) herinnert aan de opgeheven spoorlijn. Tussen de stad en het oude spoortracé ontstond een strook nieuwbouw en later ook ten zuiden daarvan.