Woonhuizen. De oudste huizen in de stad gaan terug tot de 13de en 14de eeuw, toen temidden van een overwegend houten bebouwing een aantal verdedigbare vierkante stenen bouwwerken, stinsen, verrees.
Vanaf de 14de eeuw werden ook minder defensieve, rechthoekige stenen woonhuizen opgetrokken. De verstening van de stad zette zich door vanaf het eind van de 15de eeuw, mede dankzij bouwvoorschriften van de overheid.
Bouwde men in de late middeleeuwen met een groot formaat baksteen, de huizen uit de eerste helft van de 16de eeuw vallen op door een kleiner steenformaat; de rooswinkels. In de binnenstad zijn de oorspronkelijke stenen gevels grotendeels verloren gegaan.
Achter de nu overwegend 17de- en 18de-eeuwse gevels is soms nog wel de laat-middel-eeuwse of 16de-eeuwse kern behouden gebleven.Kenmerkend voor de verkaveling in de binnenstad is het verschil tussen de verkaveling van de oude terpen van waaruit Leeuwarden is ontstaan en die van de daar tussen gelegen terreinen. De eerste wordt gekenmerkt door sterk afwisselende percelering met geringe diepte, de laatste door regelmatiger, soms zeer diepe kavels. Langs de diverse grachten in de stad kregen de huizen soms een tot aan de kade doorlopende kelder, maar vaak lagen de kaden te laag voor dergelijke kelders. Een mooi voorbeeld van grachtkelders is zichtbaar bij de Bierkade naast de Brol.