Woonhuizen. In de oude binnenstad staan voornamelijk diepe tweelaags panden.
Zij geven een afwisselend beeld van vooral 17de-eeuwse trapgevels, 18de-eeuwse lijst- en klokgevels en 19de-eeuwse lijstgevels. Sommige panden bezitten een oudere kern.
Van de laatmiddeleeuwse stinzen in de stad heeft de Ockingastins in 1888 plaats gemaakt voor het nieuwe weeshuis (Voorstraat 74). Het Sjaerdemaslot, gelegen ter plaatse van de huidige kaatsbaan, is tussen 1705 en 1724 gesloopt.
Van vijf andere stinzen of grote laat-middeleeuwse huizen zijn in meer of mindere mate substantiële delen behouden gebleven.Het Cammingha- of Sjaerdemahuis (Voorstraat 2) is een in rode en gele baksteen opgetrokken complex, bestaande uit twee ten opzichte van elkaar verspringende bouwdelen, elk met een leien schilddak. Het westelijk deel is gebouwd rond het midden van de 15de eeuw, het houtskelet en de kap zijn laat-15de-eeuws. Het oostelijk deel dateert uit het begin van de 16de eeuw. De zware oostgevel, waarin vijf schietsleuven zijn aangetroffen, is een overblijfsel van een oudere stins uit circa 1400, mogelijk gesticht door Sicke Sjaerdema, aanvoerder van de Schieringerpartij. Het huidige gebouw is in 1969-'72 ingrijpend gerestaureerd en deels gereconstrueerd. De meeste vensters hebben hun oude vorm terugkregen en de westgevel is opnieuw ontworpen.
Vrij gaaf behouden is het Martenahuis (Voorstraat 35) , gebouwd in 1498 in opdracht van Hessel van Martena, verdediger van de stad Franeker voor de hertog van Saksen in 1500. Het onderkelderde gebouw bestaat uit twee haaks op elkaar staande vleugels met zadeldaken tussen topgevels bekroond met een ronde schoorsteen. De gevels zijn opgetrokken met afwisselend lagen rode en gele baksteenmoppen en hebben geprofileerde vensteromlijstingen. In de binnenhoek tussen beide vleugels staat een later verhoogde traptoren met peervormig tentdak. Boven de toreningang bevindt zich een gebeeldhouwd alliantiewapen van Frederik Vervou en Jel van Ostheim, die in de vroege 17de eeuw het Martenahuis bewoonden. Burgemeester Suffridius Westerhuis liet in 1694 de indeling van het huis wijzigen.
Het kreeg een doorlopende gang en aan de straatzijde een nieuwe ingang met dubbele bordestrap. Van 1895 tot 1984 is het Martenahuis in gebruik geweest als raadhuis voor de gemeente Franekeradeel. Bij de restauratie in 1969 heeft men de in de 19de eeuw aangebrachte empireramen weer vervangen door kruiskozijnen. Inwendig bevindt zich op de begane grond een zaal met geschilderd behang en stucplafond en in de burgemeesterskamer een 18de-eeuwse betimmerde schouw. De tuin, die doorloopt tot aan de gracht langs de Nieuwe Hof, heeft een formele aanleg gekend. In de 18de eeuw is een deel van het terrein afgescheiden voor de bouw van het Westervrouwengasthuis.
Naar plannen van L.P. Roodbaard heeft de tuin in 1834 een landschappelijke aanleg gekregen. Eveneens laat-middeleeuws van oorsprong is het Botniahuis (Breedeplaats 1) , voorheen ‘Klein Botniahuis’. Dit brede dwarse huis is opgetrokken met afwisselend lagen rode en gele baksteenmoppen. De zijtopgevels zijn versierd met nissen en een klimmend boogfries. Het metselwerk toont bouwsporen van oorspronkelijke, smalle vensters.
Het rechterdeel van het huis bevat een kelder en opkamer en is voorzien van twee zandstenen kruiskozijnen. Het pand is van 1854 tot 1888 in gebruik geweest als Herv. diaconieweeshuis. Boven de ingang is een gevelsteen met de afbeelding van een weesjongen en een weesmeisje ingemetseld. Deze steen is afkomstig van het voormalige weeshuis ‘Roozendaal’, dat van 1665 tot 1854 als zodanig in gebruik is geweest en aan de Vijverstraat heeft gestaan. Eronder bevindt zich een steen met een tekst inzake de overplaatsing. Van de laat-middeleeuwse zaalstins Groot Botnia is bij de bouw in de 19de eeuw van het huidige café de Koornbeurs (Noord 2) alleen de noordmuur gespaard gebleven.
Het Dekemahuis (Dijkstraat 1-5) is een restant van een oorspronkelijk grotere zaalstins uit circa 1500. Het huidige gebouw is een deels onderkelderd, gepleisterd dwars huis met zadeldak tussen topgevels. Van 1826 tot 1895 is het in gebruik geweest als raadhuis van Franekeradeel en nadien is het opgesplitst in woningen.
De oudste voorbeelden in Franeker van huizen met een trapgevel in maniëristische stijl zijn Voorstraat 19 (1599) en Voorstraat 21 (1615). Andere 17de-eeuwse voorbeelden zijn Godsacker 9 (1630) en Godsacker 14 en Noord 8. Het gerestaureerde huis Schilcampen 5, gebouwd als professorenhuis bij de Academie, heeft laat-17de-eeuwse schuifvensters met halve luiken en een trapgevel met een toppilaster op een gebeeldhouwd kopje. Dergelijke toppilasters zijn ook te zien bij Zilverstraat 15 (1700) en bij de huizen Zilverstraat 47 en 49, beide met een in 1721 gewijzigde trapgevel voor een 16de-eeuwse kern. De 17de-eeuwse trapgevel van Voorstraat 8-10, gedateerd 1737, kreeg wellicht in dat jaar de huidige halfronde beëindiging.
Een gevel met kolossale ionische pilasters heeft het pand Breedeplaats 4 uit 1661. Onder de vensters zijn classicistische lambrekins aangebracht. De geveltop is in de 18de eeuw vervangen door een kroonlijst. Het woonhuis Voorstraat 51, gebouwd in 1662 voor de hoogleraar theologie Johannes Valckenier, bezit een buitengewoon rijk versierde, verhoogde halsgevel in classicistische vormen met gebeeldhouwde klauwstukken. Boven de vensters zijn frontons met bijbelse voorstellingen aangebracht, en onder de vensters lambrekins. Dit pand en het naastgelegen huis Voorstraat 49, in 1746 gebouwd voor de stadsgeneesheer Coopmans, vormen thans onderdeel van het museum 't Coopmanshûs.
De halsgevel van dit huis is versierd in zwierige Lodewijk XV-stijl. Onder de 18de-eeuwse schuifvensters zijn guirlandes aangebracht en ook de deuromlijsting en het gesneden deurkalf hebben een versiering in rococo-stijl. Vergelijkbaar en mogelijk met beeldhouwwerk van dezelfde steenhouwer is de rijk versierde halsgevel uit 1745 van het pand Eise Eisingastraat 2. Het in 1692 gebouwde dwarse huis Tuinen 19 heeft in het midden van de voorgevel een Vlaamse gevel in de vorm van een klokgevel met gebeeldhouwde afdeklijst. Het pand Godsacker 2 heeft een eenvoudige klokgevel met natuurstenen aanzetkrullen; de pleisterlaag met imitatievoegwerk is later aangebracht. Voorbeelden van 18de-eeuwse klokgevels met natuurstenen aanzetkrullen zijn verder Eise Eisingastraat 3 (1768), Godsacker 5 en 10, Raadhuisplein 4-6 en 13; Godsacker 20 heeft aanzetkrullen en een bekronend kuifornament in Lodewijk XV-stijl.
Vooral aan de rand van de oude binnenstad en langs de trekvaarten werden in de 18de eeuw eenvoudige eenlaagspanden gebouwd, zoals het dwarse huis Martiniplantsoen 4 en het tegen de vestingwal gebouwde huis Froonacker 14, waarvan de gevelsteen met het jaartal ‘1634’ en een mansportret mogelijk van elders afkomstig is. Beide huizen hebben een zadeldak tussen topgevels. Een zadeldak met voorschild hebben de deels onderkelderde eenlaagspanden Heerengracht 24 en 26. Een trapgevel uit 1735 bezit het eenlaags woonen winkelpand Vliet 4, waarvan de winkelpui in de 20ste eeuw is aangebracht. Aan het Vliet staan verschillende andere 18de-eeuwse eenlaagspanden. Vanaf eind 18de eeuw kregen de woonhuizen lijstgevels.
De voorgevel van het drielaags huis Zilverstraat 16 is uitgevoerd met een hardstenen plint, geblokte hoeklisenen en een kroonlijst met metopen- en trigliefenfries en gesneden hoekconsoles. Daarboven bevindt zich een met snijwerk in Lodewijk XVI-stijl versierde dakkapel. De achtergevel heeft een kroonlijst met consoles en daaronder drie cartouches met wapenschilden en het bouwjaar ‘1779’. In het interieur bevinden zich diverse 18de-eeuwse onderdelen, waaronder een trapleuning, twee grisailles, een schouw met snijwerk in Lodewijk XV-stijl en een schouw met Lodewijk XVI-snijwerk. Het woonhuis Voorstraat 6 heeft een neoclassicistische deuromlijsting met gecanneleerde pilasters en zware kroonlijst uit circa 1820. In de eerste helft van de 19de eeuw werden veel bestaande huizen gemoderniseerd en voorzien van een rechte kroonlijst en nieuwe ramen.
Zo kreeg het huis Zilverstraat 11 een gepleisterde lijstgevel voor de oude mogelijk nog 16de-eeuwse kern. Veel huizen aan de Zilverstraat en de Voorstraat hebben achter de 19de-eeuwse lijstgevel een oudere kern. De afsluitende kroonlijsten variëren van een eenvoudige geprofileerde gootlijst met bakgoot op blokjes, zoals bij Voorstraat 64 en 66, tot een kroonlijst met paneelfries en gesneden consoles, zoals bij Voorstraat 12 en 47. Geheel nieuw gebouwde 19de-eeuwse huizen met lijstgevels zijn bijvoorbeeld Vliet 32 (1879) en het blokvormige pand Dijkstraat 9 (circa 1880).
De begin 20ste eeuw gebouwde huizen vertonen vaak jugendstil-vormen, al dan niet in combinatie met elementen uit andere stijlen. Het blokvormige pand Huize Camper (Voorstraat 69), gebouwd rond 1905 als artsenwoning bij het psychiatrisch ziekenhuis, vertoont een combinatie van neorenaissance- en jugendstil-details. Uit dezelfde tijd is het huis Voorstraat 44 met smalle topgevelpartij, eveneens voorzien van jugendstil-elementen in de detaillering; op het dak liggen groene Friese pannen. De villa Groen van Prinstererlaan 16 is in 1909 gebouwd naar plannen van A. Lettinga voor H. Vlieger.
Zowel het exterieur als het interieur zijn uitgevoerd met decoratieve jugendstil-elementen, zoals tegels van de fabriek Van Hulst en glas-in-lood van J. van der Meulen. Naar een jugendstil-ontwerp van N.J. Adema kwam in 1907 het hoekpand Van Ghemmenichstraat 2 tot stand met een drielaags hoektoren voorzien van een ver overstekend tentdak. Het interieur bevat onderdelen uit de bouwtijd en de tuin wordt omsloten door een eenvoudig tuinhek in florale jugendstil. Adema ontwierp nog diverse andere huizen, zoals het asymmetrische woonblok Zuiderkade 2, 3 en 4 (1909) op het bolwerk de Molenpôlle. Deze villa's onder een samengesteld dak met groot overstek zijn uitgevoerd met een detaillering in chaletstijl en jugendstil.
De gevels hebben decoratieve elementen van geglazuurde baksteen en witte verblendsteen, en op de verdieping wit pleisterwerk met decoratieve uitsparingen in schoonmetselwerk. Inwendig bevinden zich deels de oorspronkelijke eternit-plafonds en vloer- en wandbetegeling. Van zijn hand zijn verder de dubbele villa Leeuwarderweg 17/A. Teltingstraat 1 (1911), de villa Welkom (Salverderweg 12; 1913) en het huis Eise Eisingastraat 18 (1912), met jugendstil-vormen in de erker en de kroonlijst. Andere gevels met jugendstil-vormen zijn te vinden bij de panden Groenmarkt 14 en Dijkstraat 17 (1911), de laatste naar ontwerp van P.M. de Boer voor vishandelaar en groenteman M. van de Haring.