Gepubliceerd op 02-01-2020

Woonhuizen in Dokkum

betekenis & definitie

Woonhuizen. In de binnenstad staan voornamelijk diepe huizen op smalle en lange percelen.

Aan de buitenzijde zijn weinig laatmiddeleeuwse of 16de-eeuwse sporen zichtbaar. Een uitzondering vormt Boterstraat 8 met een laat-16de-eeuwse puntgevel met terug liggende geprofileerde vensternissen bij de verdieping en de geveltop.

Toch gaan achter de 17de-eeuwse of jongere woonhuisgevels vaak oudere kernen schuil, bijvoorbeeld bij het verbouwde en gepleisterde hoekpand Hoogstraat 36, met in de zijgevel de jaartalankers ‘1564’. Opvallend zijn de huizen Legeweg 1 en Legeweg 2, die aan de zijde van de Turfmarkt een kelderverdieping hebben.

Dit zelfde verschil in niveau tussen straat en water komt ook voor bij panden aan de Nauwstraat en Suupmarkt, met achtergevels aan het Kleindiep. Andere voorbeelden van panden met een mogelijk oudere kern zijn: Grote Breedstraat 35 naar verluid het oude rechtshuis -, Koornmarkt 14, Oranjewal 2 met 18de-eeuwse gevel, Diepswal 33 met 18de-eeuwse gevelsteen, en het gedeeltelijk gepleisterde hoekpand Halvemaanspoort 1 met een gevel uit circa 1860.Een belangrijk vroeg-17de-eeuws complex wordt gevormd door de huizen op de hoek van De Zijl en de Vlasstraat. Het in 1622 in maniëristische vormen gebouwde hoekpand De Zijl 1 heeft een trapgevel met ronde beëindiging aan de Vlasstraat en een Vlaamse trapgevel aan De Zijl. De winkelpui werd rond 1860 toegevoegd voor een apotheek. De eveneens uit 1622 daterende huizen De Zijl 3 en De Zijl 5 hebben trapgevels; het huis De Zijl 7 heeft een gevelsteen uit 1622. Van midden-17de-eeuwse trapgevels voorzien zijn Anjelierstraat 1 en Keppelstraat 40; het laatste pand staat bekend als het ‘Kollumer Veerhuis’. De dwarse eenlaagspanden Kereweer 5 (circa 1620) en Wortelhaven 14 zijn mogelijk gebouwd als wachterwoningen van respectievelijk de Anjumerpijp en de Woudsterpijp. Het 18de-eeuwse dwarse eenlaagspand Baantjebolwerk 1 was het commiezenhuis voor de opzichters op het gemaal.

Evenals andere Friese steden heeft ook Dokkum enkele fraai versierde 18de-eeuwse gevels. De halsgevel van het huis De Gouden Hand (Vleesmarkt 33) werd in 1743 gebouwd in rijke Lodewijk XIV-vormen. Uit 1759 dateert de rijke Vlaamse gevel in Lodewijk XIV-vormen van Halvemaanspoort 15-17. De gevelsteen toont een voorstelling van het wolverversambacht. Uit 1750 stamt de klokgevel Kleine Breedstraat 3, waarvan de deklijst doorloopt over een noordelijke aanbouw. Andere voorbeelden van 18de-eeuwse klokgevels zijn Stenendam 1 (1758), De Dijk 12, De Dijk 14 (1762), Hogepol 20, Aalsumerpoort 13 en Vlasstraat 5.

Puntgevels hebben de huizen Aalsumerpoort 15 en Oostersingel 14 (1753). Imposanter zijn de van puntgevels voorziene diepe huizen Legeweg 5 (1782) en Legeweg 23, met een deur en bovenlicht in Lodewijk XVI-vormen. De diepe huizen De Dijk 4 en Suupmarkt 6 hebben beide een laat-18de-eeuwse lijstgevel met fronton. Vergelijkbaar van vorm, maar forser en breder, is Hogepol 18 een deftig huis in Lodewijk XVI-vormen met fronton voorzien van doekfestoenen.

Uit de eerste helft van de 19de eeuw dateren enkele forse en brede panden in sobere neoclassicistische vormen: Diepswal 27, De Dijk 10, Kleine Oosterstraat 6 en Op de Fetze 8; de laatste voorzien van een ingangsomlijsting met ionische pilasters. Gepleisterd is het forse herenhuis Hanspoort 1 uit circa 1840. De omlijste vensters op de verdieping en de gietijzeren ornamenten in de kroonlijst doen denken aan het werk van Th.A. Romein. Het naastgelegen en gelijktijdig gebouwde, gepleisterde huis Westersingel 35 is nog strenger neoclassicistisch van vorm en heeft op de verdieping een serliana-venster. Het sobere neoclassicistische hoekpand Zuiderbolwerk 51 dateert uit 1834.

Voorbeelden van smalle diepe panden met sobere neoclassicistische vormen zijn: De Dijk 8, De Dijk 16 (1857), Diepswal 13 (1860) en Legeweg 21 (circa 1865). Rond 1860 liet de steenfabrikant P. Helder het forse neoclassicistische herenhuis Sonnenborgh (Stationsweg 12) bouwen.

Een eclectische vormgeving hebben het middenganghuis Aalsumerpoort 18 (circa 1870) en Aalsumerpoort 2 (1893), waar de dakkapel op de verdieping door de kroonlijst steekt. Het rijzige herenhuis Oostersingel 40 bestond oorspronkelijk uit één bouwlaag, maar werd rond 1883 verbouwd en verhoogd in eclectische stijl voor Y.K. Botma. In 1906 liet G.H. Rijpstra aan de achterzijde op gietijzeren zuiltjes een serre in jugendstil-vormen uitbouwen. Neorenaissance-vormen vertoont het naar plannen van A.T. van Veen voor S.I.

Hansma gebouwde huis Oostersingel 42 uit 1895. Vergelijkbare vormen heeft Vleesmarkt 11 (circa 1895); eveneens in neorenaissance-stijl opgetrokken is Vleesmarkt 27 (circa 1900).

Langs de Stationsweg staan enkele voorbeelden van plaatselijke jugendstil-architectuur. De rijk geornamenteerde villa Stationsweg 29, met hoefijzerboog in de topgevel, dateert uit circa 1905. Vergelijkbaar is het dubbele herenhuis Stationsweg 18-20 (1909). Andere voorbeelden zijn Stationsweg 21-23 (1907) en Stationsweg 14-16 (circa 1910). De villa Strobosserweg 11 (1905-'06), vermoedelijk ontworpen door A. Velding, heeft jugendstil- en chaletstijl-elementen.

Eenvoudiger, maar eveneens karakteristiek, zijn de huizen Op de Fetze 2 (circa 1905), Hogepol 11 (circa 1905), met sectieltegelwerk boven de vensters, en het door J. Timmerman voor A.D. Bosch ontworpen woonhuis Oranjewal 20 (1907). Expressionistische details hebben de huizen Stationsweg 40 (circa 1920), Altenastreek 6 (circa 1930) en Op de Hoogte 8 (circa 1935).

< >