Monumenten in Nederland: Flevoland

R. Stenvert en C. Kolman (2006)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Urk

betekenis & definitie

Vissersdorp, gelegen op een voormalig Zuiderzee-eiland, aan de rand van de Noordoostpolder. Urk werd vermoedelijk al in de 9de eeuw van Schokland gescheiden en een eiland.

In 1660 werd Urk bezit van de stad Amsterdam. Die stad had al in 1617 een vuurboet op het eiland laten plaatsen (in 1649 oostwaarts verplaatst) en in 1662 kwam er een paalwerk tegen verdere afkalving van het eiland.

Burgemeester Nicolaas Witsen, in 1705 aangesteld als ambachtsheer, deed veel om Urk voor verdere afkalving te behoeden. Op zijn initiatief was de zuidwestpunt versterkt met een zeewering; dit werd bekostigd met behulp van een loterij in 1711.

Het behoud van Urk bleek door het vele onderhoud aan de zeeweringen een kostbare zaak en daarom gaf Amsterdam het eiland in 1792 aan de Staten van Holland. Jan Elias Huydecoper, heer van Maarsseveen, was van 1789 tot 1792 de laatste ambachtsheer.

In 1814 werd Urk een Noordhollandse gemeente en werd er van rijkswege voor de Urker zeeweringen gezorgd.In de middeleeuwen kende Urk verschillende nederzettingen, waarvan er in de 16de eeuw nog maar één resteerde: Espelbergh (of Espele). Waarschijnlijk bij de Allerheiligenvloed van 1570 gingen de laatste woningen verloren. De parochiekerk bleef nog op een klein eilandje bewaard, maar kon zijn bestaan niet meer dan enkele decennia rekken. De Urkers woonden inmiddels aan de luwe zijde van de keileembult of klif van maximaal ruim acht meter boven N.A.P. (De Bult). Zij verruilden in de loop van de 17de eeuw de landbouw voor de visserij als hoofdmiddel van bestaan. Die visserij bedreven ze aanvankelijk alleen op de Zuiderzee.

Reeds aan het einde van de 18de eeuw waren de Urkers echter in hoofdzaak actief in de wateren langs de Noordzeekust. Deze gerichtheid op de Noordzee heeft ervoor gezorgd dat Urk ook na de afsluiting van de Zuiderzee (1932) een visserijcentrum is gebleven. Lange tijd had Urk geen haven. De schepen lagen dan op de ‘Rheede’ aan de oostzijde van het eiland voor anker. In 1819 werd de Oosthaven aangelegd (verdiept 1878) en in 1856 de Westhaven (verdiept 1877). Bij beide havens vestigden zich later scheepswerven.

Urk bestond in de 19de eeuw uit een keileembult, een in 1842 drooggelegd moerasachtig middengedeelte (De Akkers) met weide- en hooiland en een staart die tussen 1911 en 1931 verloren zou gaan. In 1859 werd het dorp uitgebreid met houten huizen van het dat jaar ontruimde eiland Schokland. De gereformeerde Afscheiding in 1834 leidde op Urk in 1851 tot de bouw van een eigen kerk, uiteindelijk gevolgd door diverse andere streng gereformeerde kerken. Vanaf 1890 deed de dagelijkse stoombootlijn Kampen-Enkhuizen ook Urk aan. De groei van de vissersvloot leidde in 1903 tot de bouw van de Nieuwe Haven en de stichting van de visafslag in 1905 (gebouw 1911). Vanaf 1914 volgde de motorisering van de vissersvloot.

De in 1918 gestichte ‘Vischmeelfabriek Zuiderzee’ kwam in 1924 in gebruik als sigarenfabriek. In 1928 stichtte men een ijsfabriek. Verder stond er in de jaren 1915-'17 op Urk een interneringskamp voor geallieerde officieren.

De oudste bebouwing bevindt zich op de keileemheuvel, waarheen de kerk in 1711 was verplaatst. De veelal kleine vissershuizen staan met tussenruimten onregelmatig gegroepeerd in wijken. De meeste voorgevels zijn op het zuidwesten gericht.

Gedurende de 19de eeuw raakte de bebouwing verder verdicht. In 1890 ging men over op een wijknummering. Wijk 1 (Schoolstraat e.o.) ligt tegen de Westhaven aan. Wijk 2, met de Raadhuisstraat en Prins Hendrikstraat, ligt evenwijdig aan de Oosthaven. De oudste bebouwing van Urk bevond zich in de wijken 4-6. Wijk 3, het gebied nabij de vuurtoren, werd tussen 1914 en 1932 volgebouwd.

In 1930 woonden er ruim drieduizend mensen op slechts tachtig hectare eiland. Na de afsluiting van de Zuiderzee (1932) overstroomden de lagere delen van Urk niet meer en konden de wijken 7 en 8 worden gebouwd op de overgang van het hoge naar het lage deel van het eiland. Niet voor de visserij bestemd was de in 1936 gerealiseerde Werkhaven. Die was aangelegd door de Dienst der Zuiderzeewerken met het oog op de bouw van de Noordoostpolderdijken en het gemaal Vissering. Op 3 oktober 1939 kwam er door de sluiting van de dijk tussen Urk en Lemmer een einde aan het bestaan van Urk als eiland. In 1950 ging Urk van Noord-Holland over naar Overijssel (sinds 1986 provincie Flevoland). Na de Tweede Wereldoorlog is de zone tussen de Singel en De Akkers volgebouwd met vooral kerken en scholen.

De Urker vissersvloot behoort nog steeds tot de grootste en best uitgeruste van Europa. De aanleg van de Noordoostpolder opende voor Urk nieuwe toekomstperspectieven, waarbij door de goede wegverbindingen de visverwerking tot bloei kon komen. Voor de industriële bedrijvigheid werden terreinen ten zuiden van de Urkervaart gereserveerd. Deze percelen waren oorspronkelijk onderdeel van de Noordoostpolder, maar door grenscorrecties bij Urk gekomen. Aan de noordzijde van Urk heeft men het Urkerbos geplant. Het dorp Urk is de laatste decennia verder uitgebreid met woningen aan de noordwestzijde (Almerelaan e.o.) en ten zuidoosten van de Staartweg. De oude kern van Urk is beschermd dorpsgezicht.