De Herv. kerk (Kerkbrink 3), oorspronkelijk gewijd aan St. Magnus, is een forse eenbeukige kerk met een langgerekt, driezijdig gesloten koor en een zadeldaktoren van drie geledingen.
Het tufstenen schip met muren in kistwerk en een eenvoudige romaanse gevelgeleding kwam rond 1100 tot stand ter vervanging van een houten kerk, die meerdere keren was herbouwd. De bovenzone van het muurwerk heeft brede, rondbogige spaarvelden met daarin kleine romaanse vensters.
Boven de romaanse ingang aan de noordzijde bevindt zich een 12de-eeuws zandstenen sarcofaagdeksel met biddende mannenfiguur. Begin 14de eeuw verving men de romaanse apsis door een vroeg-gotisch koor.Waarschijnlijk zijn in dezelfde tijd de muren van het schip in baksteen verhoogd. De grotendeels in baksteen uitgevoerde toren bevat mogelijk nog een kern uit circa 1100. De huidige vorm ontstond midden 12de eeuw, waarschijnlijk in twee fasen. In de toren hangt een door Jan Albert de Grave en Nicolaus Muller gegoten klok (1732). Het spitsje op de zadeldaktoren stamt oorspronkelijk uit 1757, de trapgevels zijn in 1893-'94 aangebracht. De kerk werd in 1615 hersteld en bij een reparatie in 1859 bepleisterd.
Naar plannen van G. Feenstra heeft men in 1936-'37 het koor ontpleisterd en gerestaureerd, waarbij smalle rondboogvensters zijn aangebracht. In 1941-'44 volgde de restauratie van schip en toren naar plannen van G. Feenstra, J. Boelens en H.B. van Broekhuizen.
Het kerkinterieur wordt gedekt door koepelvormige kruisribgewelven (koor) en een houten tongewelf (schip), oorspronkelijk uit 1719 en bij de restauratie in 1941-'44 iets rijziger herbouwd. De scheidingswand tussen koor en schip dateert uit circa 1860. De kerk bevat voor Drenthe unieke muurschilderingen. Op de noordmuur zijn episoden uit het leven van Maria afgebeeld (circa 1300) en op het fries boven de triomfboog zijn restanten zichtbaar van apostelfiguren (15de eeuw) en een later aangebrachte grotere figuur. Uit het begin van de 17de eeuw stammen geschilderde cartouches met bijbelteksten. Tot de inventaris behoren enkele opmerkelijke 12de-eeuwse, in gele zandsteen uitgevoerde sarcofaagdeksels; één met ingegroefde versiering, een fragment van een tweede deksel, een afgesleten deksel van rode zandsteen en een in 1599 als grafzerk voor Roedolf Wolters hergebruikte altaarsteen.
Andere interessante grafzerken zijn die voor Cornelia Rembertina Maria Ellents-Van Iddekinge († 1712) en Wolter Henrick Ellents († 1724) en die voor W.R. Grevijlink († 1806). Van de vroegere preekstoel zijn een laat-17de-eeuwse koperen lichtarm en een zandloperhouder hergebruikt. Verder bevat de kerk een offerblok met ijzerbeslag (1716) en twee 18de-eeuwse herenbanken in Lodewijk XIV-stijl van de familie Ellents de ene voorzien van het alliantiewapen Ellents-Jullens, de andere van een overhuiving met vazen. Het orgel werd in 1718-'19 gebouwd door Rudolf Garrels en Johannes Radeker in opdracht van Anna Geertruid Sichterman, weduwe van Coenraad Ellents. Na een brand tijdens de restauratie in 1995 is het pijpwerk grotendeels verloren gegaan.
De grafstenen op het kerkhof zijn rond 1820 verwijderd. Aan de overzijde van de kerkbrink werd rond 1890 de eclectische pastorie (Kerkbrink 6) gebouwd, in 1902 gevolgd door de sobere kosterswoning (Kerkbrink 1) bij de kerk. Beide zijn middenganghuizen met een hoger opgaand middendeel.