(< Jidd. selieche, verraad < Hebr. selicho, verontschuldiging),
1. verraden: Ik weet ... dat gij een eerlijke kerel zijt en uwe gewerbers niet zult opredderen; daarom zal ik ook niet sliegenen, om u te dwingen massonne te geven, J. DE VRIES 112;
2. verwerpen: Ik heb een plannetje en denk niet, dat als gij het hoort het zult sliegenen ... Ieder van ons zal behoorlijk zijn gijlek in de massematten hebben, J. DE VRIES 43. Zie ook versliechenen voor de semantische ontwikkeling.