(kruisbes),
1. soort jongenspet, zo genoemd vanwege de vorm en de streepjes over de bol: STROOP 112;
2. hoofd, gezicht: We konden ’t niet houwen: de stoker kreeg er een (t.w. een kogel) vlak voor zijn klapbes ... en een paar matrozen hadden ook al wat beet, V. MAURIK11 134.