wittebroodskind
(16e eeuw, vero.) vertroeteld kind, in weelde opgegroeid. Het WNT citeert o.a. A. Bijns (Refereinen. 1548): "Roeckeloose gasten, verwaende dwasen fel, Wittebroots kinderen, die de crumen steken, Die altijt van slampampen en slumen spreken". De benaming werd later ook wel eens toegepast op rijkeluiszoontjes. • Eindelijk evenwel begreep Nimrod d...