Wat is de betekenis van VERGEZELLEN?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vergezellen

(vergezelde, heeft vergezeld), 1. tot gezelschap dienen van, medegaan met, begeleiden: iem. op de reis vergezellen; vergezeld van zijn trouwe hond; 2. (fig.) gelijk optreden met, meest in de verb. vergezeld gaan van of met, gepaard gaan met: het onweer ging van hevige rukwinden vergezeld; dat ging met veel plichtpleg...

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vergezellen

vergezellen - Werkwoord 1. (ov) met iemand meegaan De scholier werd vergezeld door zijn grootouders. Woordherkomst afgeleid van gezel met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vergezellen

vergezellen - regelmatig werkwoord uitspraak: ver-ge-zel-len 1. met iemand meegaan ♢ zal ik je vergezellen naar die voorstelling? Regelmatig werkwoord: ver-ge-zel-len ik vergezel jij/u v...

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vergezellen

v., for-, biselskipje; naar huis —, thúsbringe.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vergezellen

vergezelde, h. vergezeld (begeleiden; fig. gepaard gaan): iem. op reis vergezellen, met hem medegaan; vergezeld zijn van.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vergezellen

(vərgə'zellən) (vergezelde, heeft vergezeld) 1. medegaan om gezelschap te houden : iemand op reis -. Syn. → begeleiden. 2. gepaard gaan met : dat ging met grote moeilijkheden vergezeld.

2025-07-29
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Vergezellen

Adjectief: gezamenlijk, gemeenschappelijk, collectief (kol...), eenparig. Werkwoord: zich bij iem. voegen, iem. aansluiten, iem. afhalen, vergezellen, vergezelschappen, verzeilen, verzelschappen, begeleiden, aanleiden, uitgeleiden, iem. uitgeleide doen, wegbrengen, medegaan, een hoekje met iem. meegaan (Zn.), meewillen, medetrekken,...

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vergezellen

(vergezelde, heeft vergezeld), 1. meegaan met, begeleiden: vergezeld zijn van; 2. (fig.) gepaard gaan met: vergezeld gaan van of met; (wapenkunde) vergezeld van, met de genoemde kleinere stukken uitgebeeld.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VERGEZELLEN

VERGEZELLEN - (vergezelde, heeft vergezeld), bij iem. blijven, inz. onder het gaan, begeleiden: iem. op de reis vergezellen ; vergezeld van zijn trouwen hond; (fig.) gepaard gaan met: dat ging met de grootste moeite, met veel plichtplegingen vergezeld.