Uitteren
(teerde uit, heeft en is uitgeteerd), 1. (overg.) doen verteren, geheel vermageren : de koorts heeft hem uitgeteerd; 2. (onoverg.) verteerd worden, verkwijnen : hij teert uit door verdriet; door ontberingen uitgeteerd.
Van Dale Uitgevers (1950)
(teerde uit, heeft en is uitgeteerd), 1. (overg.) doen verteren, geheel vermageren : de koorts heeft hem uitgeteerd; 2. (onoverg.) verteerd worden, verkwijnen : hij teert uit door verdriet; door ontberingen uitgeteerd.
Ernst Meyer Camberg (1981).
vergaande vermagering en zwakte bij verterende ziekten, zoals kanker en tuberculose (vliegende tering). Behandelen van de hoofdziekte.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('uit) (teerde uit, is uitgeteerd 1. vermageren, verkwijnen. 2. door tering verkwijnen.
J.H. van Dale (1898)
UITTEREN - (teerde uit, heeft en is uitgeteerd), vermageren, verkwijnen : de koorts heeft hem uitgeteerd; hij teert uit door verdriet; door tering verkwijnen : hij is tuberculeus, hij teert reeds sedert jaren uit. UITTERING, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: