Tweezijdig
[het accent wisselt], bn. bw., twee zijden of kanten hebbend; naar twee, inz. naar tegenovergestelde zijden gericht, bilateraal; (recht.) waaruit voor beide partijen verbintenissen voortvloeien: een tweezijdige overeenkomst (tegenover eenzijdig); — (bw.) aan, naar twee zijden: tweezijdig symmetrisch.