Wat is de betekenis van tiental?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tiental

o. (-len), 1. de hoeveelheid tien als eenheid beschouwd, inz. gebruikt om een hoeveelheid van ongeveer tien aan te duiden: enige tientallen fabrikanten ; 2. getal dat een veelvoud is van tien, doch kleiner dan honderd: op de plaats van de tientallen staat het cijfer drie.

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tiental

tiental - Zelfstandignaamwoord 1. met het aantal van tien 2. ongeveer tien Woordherkomst samenstelling van tien en tal

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tiental

tiental - zelfstandig naamwoord uitspraak: tien-tal 1. groep van (ongeveer) tien ♢ er waren tientallen mensen op de been Zelfstandig naamwoord: tien-tal het tiental de tientallen

2025-07-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

tiental

getal van tien; aantal, groep van tien; tien eenhede.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tiental

o. tientallen (tien eenheden, gelijksoortige zelfstandigheden): een tiental dagen, een tiental flessen.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tiental

o. (-len) hoeveelheid van tien.

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tiental

o. (-len), 1. tien als eenheid: het eerste tiental; 2. veelvoud van tien, maar kleiner dan honderd: op de plaats van de tientallen staat het cijfer drie.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tiental

Tiental - o. (-len), het getal tien, de hoeveelheid van tien.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)