Wat is de betekenis van tafelspringer?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tafelspringer

m. (-s), (Zuidn.) 1. persoon die in herbergen of vergaderingen het hoge woord voert; zo iem. springt daartoe vaak op een tafel; 2. spotnaam voor een kleermaker.

2025-07-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

tafelspringer

Het begrip tafelspringer heeft 2 verschillende betekenissen: 1) druktemaker. iemand die voortdurend onnodige drukte maakt; iemand die steeds de discussie opzoekt; druktemaker; betweter. 2) iemand die op tafel springt. iemand die plotseling ergens op een tafel springt om aandacht te trekken.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

tafelspringer

1) (19e eeuw) (spot.) kleermaker. • Tafelspringer, znw., m. Spotnaam op eenen kleermaker. (P.J. Cornelissen & J.-B. Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch Dialect. 4 delen. 1899-1906) 2) (19e eeuw) (Vlaanderen, pol.) (pej.) politicus die graag spectaculaire aankondigingen doet of met veel ophef anderen bekritiseert; druktemaker....

2025-07-28
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

tafelspringer

druktemaker (informeel) Ik wist hoe deze man gehaat werd door velen, hoe vader hem als een tafelspringer en een heethoofd beschouwde, maar wat deze redenaar zei was waar en hij zei het met die mededeelzame warmte die het geheim der welsprekendheid is. (Marnix Gijsen, Allengs gelijk de spin) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal...

2025-07-28
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

tafelspringer

druktemaker. Het is een rustige jongen, niet zo’n tafelspringer.

2025-07-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

tafelspringer

(de, -s) kletsmajoor, druktemaker, betweter. De doorsnee-migrant heeft geen boodschap aan Dyab Abou Jahjah. Hij weet dat zelf, en daarom komt deze tafelspringer niet op met een eigen partij. - HN, 22-08-2002.

2025-07-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

tafelspringer

Persoon die steeds het hoge woord voert, inz. op vergaderingen; kletsmajoor, soms bep.: druktemaker, betweter, wijsneus enz. Er deugde geen kant aan de partij en hij zelf liep met alle remedies op zak. Ik ben misschien niet zo geletterd als jij, maar ik ben een oude rat in partijkwesties, mij bedriegen die tafelspringers niet, VAN AKEN 1965, 138.