Wat is de betekenis van stamper?

m. (-s), 1. persoon die fijnstampt, mens werk het is iets klein of stuk te stoten ; 2. (Zuidn.) een van de knechten in een stampkot; olieslager; 3. werktuig waarmee men iets fijnstampt, kleinstoot of stukstoot: een mortier met stamper; 4. blok om het wasgoed in een wasketel te stampen; 5. gereedschap waarmee aarde wordt aangestampt, stra...

1) (1968) (inf.) mannelijk lid. Verwijst naar de op en neer gaande beweging. Kijk ook onder stampen* en stampertje*. • Kom jij nog maar wat naast me zitten, naast je ridder met de gloeiende stamper. (Ward Ruyslinck: Het ledikant van Lady Cant. 1968) • Ik wil dat die Mesties, je slaaf waarover ik je zo vaak verteld heb, jou des morgens me...

stamper - Zelfstandignaamwoord 1. (ook (huishouden)) instrument waarmee men iets fijnstampt 2. in het bijzonder in samenhang met het gebruik van een vijzel -> vijzelstamper 3. (biologie) zich in het midden van de bloem bevindend vrouwelijk orgaan, dat bestaat uit vruchtbeginsel, stijl en stempel 4. iemand die stampt 5. (muziek) ste...

stamper - zelfstandig naamwoord uitspraak: stam-per 1. werktuig waarmee je iets fijnstampt ♢ als de aardappels gaar zijn, maak je ze fijn met een stamper 2. orgaantje in het midden van een bloem waar na de bloeitijd de vrucht ui...

Stamper - nummer dat tot meestampen uitnodigt, een erg commercieel nummer.

Mannelijk geslachtsorgaan. De werktuigmetafoor is erg populair wanneer het gaat om synoniemen voor het lid*. Een stamper is eigenlijk een vijzelgereedschap. Stampen betekent ook ‘op en neer gaande bewegingen maken’ (zoals bij de geslachtsdaad). ... zijn dooraderde stamper die dan glinsterde van het vocht. Heere Heeresma: Eén robuuste buste. 1989

het vrouwelijke orgaan in de bloem. Het bestaat uit het verdikte vruchtbeginsel, de stijl en de stempel. De stijl kan ontbreken (tulp, klaproos).

stamper - mannelijk lid; eig. ‘werktuig waarmee men stampt, m.n. het vijzel-gereedschap’; zie ook mortier en vijzel. Stamper in de vijzel, Sch. P. 53 [1970].

deel van bloem, meestal bestaand uit 1 of meer srempels, 1 of meer stijlen en vruchtbeginsel(s) met een of meer holten, waarin zaadknoppen liggen. Opgebouwd uit een of meer ➝ vruchtbladen, die kokervormig ingerold zijn en dan aan de randen vergroeien.