Sir
(Eng.), (-s), 1. mijnheer; vorm waarmee men iem. aanspreekt. 2. titel vóór de doopnaam van ridders en baronets.
Van Dale Uitgevers (1950)
(Eng.), (-s), 1. mijnheer; vorm waarmee men iem. aanspreekt. 2. titel vóór de doopnaam van ridders en baronets.
W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)
I 1 geheim (mystiek), verborgen; 2 (zinnelijke) lust(en), verlangen. II (ge)„sis” -> desir.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Eng., verkorting van sire, z.a.] 1 (aanspreektitel) mijnheer; 2 (Sir) adellijke titel van knight en baronet (vóór voornaam, eventueel gevolgd door familienaam, niet voor deze laatste alleen).
drs. L.A. Beeloo (1981)
[Eng. seur], meneer (aanspreektitel); ook de officiële titel van de lagere Engelse adel. Bij deze adellijke titel mag de voornaam vóór de familienaam nooit ontbreken, b.v. sir Winston Churchill.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. 1. heer; 2. mijnheer; 3. Sir onvertaald vóór de doopnaam van een baronet of knight; II. met mijnheer aanspreken, mijnheren.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: