Wat is de betekenis van schrokken?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schrokken

(schrokte, heeft geschrokt), 1. al te gulzig opeten of eten, slokken; 2. (gew., Zuidn.) vrekkig zijn, leven.

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schrokken

schrokken - regelmatig werkwoord uitspraak: schrok-ken 1. gulzig eten ♢ als je zo schrokt, kun je niet van de smaak genieten Regelmatig werkwoord: schrok-ken ik schrok jij/u schrokt...

2025-07-27
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

schrokken

Gierig, schraperig leven; vrekkig zijn. Opm.: In de standaardt. wel: gulzig eten, schransen. Afl.: schrok, schrokker, gierigaard, vrek (Nol is geen pinneke-dun, geen pezewever, geen schrokker. Hij pakt er altijd het zijn van, tot het op is, en dan «in de rapte ’n paar haasjes gestroopt» en de pot is weer gevuld, LAN...

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schrokken

v., skrokke, skrokje, roppich ite.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schrokken

schrokte, h. geschrokt (gulzig slokken, gulzig inslikken; Z.-N. schraperig leven).

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schrokken

('schrokkən) (schrokte, heeft geschrokt) fschokken, tassen] gulzig eten, inslikken : hij schrokte alleen, meer dan de anderen samen eten. Syn. ➝ dineren.

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schrokken

(schrokte, heeft geschrokt), al te gulzig opeten of eten, slokken.

2025-07-27
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

schrokken

schrokken ww. 'gulzig eten' categorie: intensiefvorming of frequentatief Mnl. schocken 'gulzig eten' in Ic scocte ende ic vrat al stekevol 'ik schrokte en vrat me helemaal stikvol' [1400-50; MNW swat]; vnnl. ick sou so meesterlijck schocken: ick ate een claverbladt ... broot 'ik zou enorm gulzig eten: ik...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SCHROKKEN

SCHROKKEN - (schrokte, heeft geschrokt), gulzig eten, slokken. SCHROKKER(D), m., SCHROKSTER, v. (-s), gulzigaard, slokop ; vrek.