Prior
(Lat.), m. (-s), kloosteroverste, hoofd van een mannenklooster.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat. = de eerdere, vergrotende trap van niet bestaand pris; zie primus] hoofd van mannenklooster bij verscheidene kloosterorden of eerste in waardigheid en functie na abt in abdij.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)
(= eerste), titel van den kloosteroverste in verschillende religieuze orden (voor vrouwen: priorin). In dat geval heet het klooster priorij. Indien het klooster wordt bestuurd door een → abt, is de P. aan dezen en zijn plaatsvervanger onderworpen.
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
(Lat., de eerste) is de titel voor een kloosteroverste (vr. priorin). Zijn positie is niet in alle kloosterorden dezelfde. Bij de Benedictijnen bijv. staat de prior onder de abt, is diens plaatsvervanger en helper, maar heeft geen zelfstandige van de abt onafhankelijke macht. In andere orden is de prior het zelfstandig, eigen macht bezittend hoofd...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: