Wat is de betekenis van ongebreideld?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongebreideld

bn. bw., niet gebreideld, niet betoomd, niet beteugeld: de ongebreidelde hartstochten; ongebreidelde hebzucht.

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ongebreideld

ongebreideld - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-ge-brei-deld 1. door niets belemmerd, door niets ingetoomd ♢ ik zie bij hem een ongebreidelde hebzucht Bijvoeglijk naamwoord: on-ge-brei-deld de/het ongebreidelde .....

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ongebreideld

(ongə'breidəlt) bn. en bw. Veroud. niet beteugeld.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ongebreideld

(het accent wisselt), bn. en bw., niet gebreideld, niet betoond, niet beteugeld: de ongebreidelde hartstochten.

2025-07-24
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

ongebreideld

ongebreideld geleed woord Zie: breidel

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ongebreideld

Ongebreild bn. bw. niet gebreideld, niet betoomd, niet beteugeld: de ongebreidelde hartstochten.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press

Gerelateerde zoekopdrachten