Omscheppen
I. (schepte om, heeft omgeschept), 1. rondscheppen: de weesmoeder was juist bezig met de soep om te scheppen; 2. met een lepel of iets dergelijks overscheppen: het koren, zand omscheppen. II. (schiep om, heeft omgeschapen), anders scheppen, herscheppen, tot iets anders maken: gij hebt uw jonge vriend geheel omgesch...