Wat is de betekenis van nodeloosje?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

nodeloosje

(1951) (politie) nodeloos gesprek met een burger. Zie ook: nodelozen*. • In die tijd kregen agenten nog boeten ook, b.v. voor een “nodeloosje" (politie-jargon voor een nodeloos gesprek met een burger, vaker: een burgeresje). Zon boete bedroeg wel een f 2.50. (Het Parool, 08/02/1951)

Gerelateerde zoekopdrachten