mokkel (I)
mokkel (I) - mollig, begeerlijk meisje; vroeger ook ’geliefde’ (Boeventaal 46) en in de studententaal rond 1900 ook ‘scharreltje, licht meisje’ (Aant. BOEKENOOGEN). ENDT signaleert het onz. gebruik (‘dat mokkel’) en vergelijkt de huidige bet. met die van stuk.