Keil
m. (-en), gerin. voor wig of keg.
Wiktionary (2019)
keil - Bijvoeglijk naamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) dronken keil - Zelfstandignaamwoord 1. (techniek) een blok met één schuine kant, waarmee men iets kan vastklemmen of het wegrollen van bijv. een wiel kan verhinderenEen keg, spie of wig, wordt maar zelden een keil genoemd. 2. (sport), (verouderd) een oude benam...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Dr. H. W. J. Kroes (1951)
kegge, wig, spie; klink (in de kous); peluw; auf einen groben Klotz gehört ein grober Keil, hard tegen hard.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Keil - (Heinrich), Duitsch philoloog, 1822—94, studeerde te Göttingen en Bonn, bracht 2 jaren in Italië door (1844—46), werd leeraar te Halle en Berlijn (1847—59), dan professor te Erlangen en in 1869 te Halle. Uitgaven van Propertius (1850 en 1867), van de Brieven van Plinius (1853 en 1870), van den Commentaar van Probus op de E logae en Georgica,...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: