Wat is de betekenis van installateur?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Installateur

m. (-s), iem. die zich belast met het (doen) uitvoeren van montagewerkzaamheden en die daarvoor het materiaal levert, inz. voor electrische installaties.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

installateur

installateur - Zelfstandignaamwoord 1. (elektrotechniek) (techniek) (beroep) iemand die (elektrische) installaties installeert Woordherkomst Naamwoord van handeling van installeren met het achtervoegsel -ateur Verwante begrippen monteur, mecanicien, technicus, werktuigkundige

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

installateur

installateur - zelfstandig naamwoord uitspraak: in-stal-la-teur 1. iemand die voor zijn beroep verwarmingen, elektriciteitsvoorzieningen e.d. installeert ♢ de installateur van het gasbedrijf kwam de meter aansluiten Zelfstandig naamwoord: in-stal...

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Installateur

monteur (van technische inrichtingen)

2025-07-28
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Installateur

een vakman die in huizen de gas- en waterleidingen aanlegt. De elektrisch installateur legt de elektrische leidingen en installaties aan, de verwarmingsinstallateur de verwarmingsinrichtingen.

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Installateur

degeen dieelectrische geleidingen aanlegt

2025-07-28
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Installateur

installateur, loodgieter.

2025-07-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

installateur

m. aanlegger van een technische inrichting enz.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

installateur

m. installateurs (Fr. iem., die installeert; inz. aanlegger v. e. electr. installatie enz.).