geldkas
v. -kassen (1 kas, waarin men geld inz. kantoorgeld bewaart; 2 het kasgeld, bij uitbr. aanwezige gelden): 1. de geldkas is leeg; 2. steunende op een ruime geldkas; zie kas.
M. J. Koenen's (1937)
v. -kassen (1 kas, waarin men geld inz. kantoorgeld bewaart; 2 het kasgeld, bij uitbr. aanwezige gelden): 1. de geldkas is leeg; 2. steunende op een ruime geldkas; zie kas.
Jozef Verschueren (1930)
('gelt) v. (-sen) 1. Eig. kas waarin men geld bewaart, alleen in de uitdrukking : de is goed voorzien, ledig, er is (geen) geld voorhanden. 2. Metn. gezamenlijke gelden inz. geldmiddelen van de staat.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (-sen), 1. de kas of kast waarin men geld bewaart; alleen oneig. in uitdrukkingen als de — is leeg, is goed voorzien enz.; 2. (ook: kas), kasgeld, geldmiddelen.
J.H. van Dale (1898)
GELDKAS, v. ( sen), de kas of kast, waarin men geld inz. het geld van een kantoor, bewaart de geldkas is ledig, is goed voorzien, enz.; — (bij uitbr.) de gezamenlijke gelden, die voorhanden zijn en beschouwd worden de kas uit te maken of in kas te zijn, hetzij in een kantoor, hetzij in ruimere toepassing op de geldmiddelen van een staat of va...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: