Frappant
(<Fr.), bn. bw. (-or, -st), treffend, opvallend, opvallend sterk: een frappante gelijkenis; hij gelijkt frappant op zijn moeder. FRAPPE'REN, (frappeerde, heeft gefrappeerd), (<Fr.), 1. treffen, opvallen, een sterke indruk maken: dat frappeert mij altijd bij hem; 2. in of met ijs af koelen (vooral van wijn gezegd).