Wat is de betekenis van Fluiter?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fluiter

m. (-s), 1. iem. die fluit of op een fluit blaast; 2. (nat. hist.) hier te lande op droge gronden voorkomende boszanger (Phylloscopus sibilatrix).

2025-07-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

fluiter

Het begrip fluiter heeft 2 verschillende betekenissen: 1) wezen dat fluit. wezen dat fluit of een fluitend geluid maakt. 2) zangvogel met een gele borst. zangvogel met een gele borst en een witte buik die veel in Europa voorkomt.

2025-07-29
Vogelgids van Vogelbescherming Nederland

Vogelbescherming Nederland 2009)

Fluiter

De fluiter leidt een vrij onopvallend bestaan, maar is een van de mooiste zangvogels van Nederland. Een helderwitte buik, een citroengele borst en een opvallende, gele wenkbrauwstreep. Maar waarschijnlijk hoor je een fluiter eerder dan dat je de vogel ziet. Als je door een mooi hoog bos loopt en je hoort een ‘rondtollende munt' uit een boom komen,...

2025-07-29
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Fluiter

Phylloscopus sibilatrix (Bechstein: Motacilla) 1793. De lokroep van deze in de beboste delen der Lage Landen broedende Boszanger ← is een herhaald, fluitend "tjuu tjuu tjuu". Daarnaar kan de vogel genoemd zijn; maar eerder valt een niet geheel geslaagde vertaling van de wetenschappelijke naam (Lat sibilatrix) of F Pouillot siffleur t...

2025-07-29
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

FLUITER

(Phyllóscopus sibildtrix). Kleine zangvogel met gele borst, witte buik en gele oogstreep. De zang bestaat uit een lange, dalende triller of een herhaald ‘pjuu’. Zomergast, die van eind april tot in september is te zien. Broedvogel van oude loofbossen, speciaal beukenbossen. In Zeeland zeldzame broedvogel komt vooral in de...

2025-07-29
Dieren-encyclopedie

Lize Stilma (1961)

Fluiter

In de hoge bomen woont de fluiter. Deze fluiter heeft een gele borst, een witte buik, gele poten, fladdert rusteloos heen en weer, alsmaar roepend „siepsiep”. De bovenkant is geelgroen en de brede wenkbrauwstreep doet diepernstig aan!

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Fluiter

s.; (vogel), bosksjonger.

2025-07-29
Inheemse dieren

Gedigitaliseerd Ensie (1950)

Fluiter

siep siep siep siep sirrrr (Geelgroene rug, gele borst, witte buik, ongeveer even groot als. een mus). Eenlettergrepige roep, die steeds sneller wordt herhaald en eindigt in een vlugge, soms dalende triller. Vanaf april, in loofbossen.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Fluiter

(1), klein zangvogeltje (Fhylloscopus sibilatrix), ± 13 cm groot, vnl. in beukenbossen. Kop en rug groen, vleugelveren bruin met gele rand. Komt eind April in Nederland en vertrekt weer in Sept.;(2) andere naam voor Capucijneraap.