Fluisteren
(fluisterde, heeft gefluisterd), 1. zacht, nauwelijks hoorbaar spreken, nl. zo dat de stembanden niet trillen; — op deze wijze zeggen: zoete woordjes fluisteren; iem. iets in (ook aan) het oor fluisteren; 2. bedektelijk zeggen, vertellen: boze tongen fluisteren... ; 3. (bij verg.) een geluid voortbrengen dat op fluistere...