Eterij
v., (gemeenz.) 1. het eten: en nu is de eterij gedaan, is alles op. 2. gelegenheid dat er min of meer feestelijk gegeten wordt; veelal in verkl.v. eterijtje.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., (gemeenz.) 1. het eten: en nu is de eterij gedaan, is alles op. 2. gelegenheid dat er min of meer feestelijk gegeten wordt; veelal in verkl.v. eterijtje.
Marc De Coster (2020-2025)
1) (17e eeuw) (1974) (inf.) eten; etentje. Reeds in het werk van de Nederlandse dichter en toneelschrijver Pieter Corneliszoon Hooft. • Eterei, eterij, eten, spijs, mondkost; is niks gijn eterei, zegt men in den tijd als de wintervoorraad begint op te raken en de aardappelen nog niet volgroeid zijn; de arbaiders hebben gijn {p.831} eterei meer...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: