Van Dale Uitgevers (1950)
(It.), 1. m. (-’s), lange (zwarte) mantel met kap of puntmuts, voor gemaskerd bal; persoon die daarin gekleed is; 2. o., spel met 28 zogenaamde stenen van ivoor, been of hout, die op één zijde met ogen of punten gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes), welke tegen elkaar gelegd moeten worden zó dat telkens gelijke...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
domino - Zelfstandignaamwoord 1. (spel) een spel met stenen die aan twee zijden voorzien zijn van ogen en die aan elkaar gelegd worden ♢ In Turkije wordt er in de theehuizen fanatiek domino gespeeld. domino - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dominoë...
Peter Bakema (2003)
(de, -'s), dominofiche (de, -s), dominostekker (de, -s) verdeelstekker, driewegstekker. In België waar voor alles en nog wat wetten en reglementen bestaan, zijn er echter geen normen voor dominostekkers, in de volksmond ook wel kattenkoppen genoemd. - GvA, 10-07-2001.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[lt. = heer, van Lat. dominus, zie Dominus] 1 oorspr.: mantel met kap, dracht van geestelijke (domino); later, lange wijde, meestal zwarte mantel met capuchon en wijde mouwen als maskerade; ook: aldus vermomd persoon; 2 gezelschapsspel (winnaar is 'heer').
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
