Wat is de betekenis van cycle?

2025-07-23
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

cycle

(zelfstandig naamwoord) cyclus, rondgang

2025-07-23
Financieel Woordenboek

Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)

cycle

cycle - Engelse term voor cyclus.

2025-07-23
Woordenboek automatisering

Henk Biemond (1985)

Cycle

Cyclus (1) De tijd, waarin een bepaalde reeks gebeurtenissen of verschijnselen plaatsvindt. (2) Een willekeurige reeks bewerkingen, die regelmatig en in dezelfde volgorde wordt herhaald. Deze bewerkingen kunnen elke keer anders zijn.

2025-07-23
Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

CYCLE

(Eng.), symbool: c, cyclus of periode, in Angelsaksische landen waar de hertz nog niet algemeen in gebruik is, een eenheid voor de frequentie: 1 cs−1 = 1 Hz.

2025-07-23
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Cycle

1. cyclus; tijdkring; 2. rijwiel.

2025-07-23
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Cycle

I 1 tijdkring, kringloop; 2 cyclus; 3 rijwiel, fiets; II in keerkring ronddraaien; 2 fietsen.

2025-07-23
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

cycle

cyclus, kringloop; bijv. nw. cyclic.