Wat is de betekenis van Bouwerij?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bouwerij

v. (-en), 1. landbouw; het boerenbedrijf ; 2. boerderij, pachthoeve ; 3. het optrekken van gebouwen, het bouwbedrijf: hij gaat in de bouwerij ; — het werk aan een gebouw: de bouwerij schiet nog niet erg op.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bouwerij

v. (-en) het bouwen: voor de buren is die in ’t geheel niet aangenaam.

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bouwerij

v. (-en), 1. landbouw; het boerenbedrijf; 2. boerderij, pachthoeve; 3. het optrekken van gebouwen, het bouwbedrijf: hij gaat in de bouwerij; het werk aan een gebouw: de bouwerij schiet nog niet erg op.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bouwerij

BOUWERIJ, v. (-en), landbouw; het boerenbedrijf; — boerderij, pachthoeve; — het bouwen (inz. van huizen); hij gaat in de bouwerij, hij wordt bouwer.