Wat is de betekenis van Boorder?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boorder

m. (-s), iemand wiens werk het is te boren, inz. een scheepsboorden

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

boorder

boorder - Zelfstandignaamwoord 1. iets of iemand die boort Woordherkomst Naamwoord van handeling van boren met het achtervoegsel -der

2025-07-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

boorder

(de, -s), (ook, niet alg.:) ongenode gast; iemand die zonder betaling een bioscoop e.d. binnendringt. Zie boroman. Etym.: Zie boren (B.2).

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Boorder

m. (-s), 1. iemand wiens werk het is te boren, m.n. een scheepsboorder; 2. gatenborend insekt, b.v. de larve van vele kevers, sommige rupsen en boorvliegen.

2025-07-28
Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Boorder

Zie CACAO.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Boorder

BOORDER, m. (-s), iemand wiens werk het is te boren, inz. een scheepsboorder.

2025-07-28
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Boorder

z.n.m. - of Scheepboorder: de man, die met het boren belast is.