Bogt
Bogt, v. (-en), kromte, kromming, buiging; inham, baai; een weg met -en; de rivier maakt hier -en; - van een gewelf. *-, slechte waar, uitschot; die wijn is -; welk een - van koffij! in de - springen, touwtje springen; (fig.) de voorste zijn, de eerste zijn, den eersten aanval verduren; (ook) aan het grootste gevaar blootstaan. *-IG, bn. (-er, -st)...