Wat is de betekenis van Bitsig?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bitsig

bn. bw. (-er, -st), (Zuidn.) bits.

2025-07-24
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

bitsig

bits Dat werd gisteren zeer duidelijk in De Ochtend tijdens een bitsig debat met de Brusselse lijsttrekker Johan Van Den Driessche (N-VA). (De Standaard) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 6 Vlaamsheid: 6

2025-07-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

bitsig

(bn. en bw.) bits. Zelfs al is het hun tweede, derde of vierde huwelijk en wordt er van te voren bij de notaris bitsig genegotieerd over het voorhuwelijkscontract, voor het geval ze toch niet happy ever after worden. - Knack, 20-02-2002.

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

bitsig

Bits, scherp; vinnig; onvriendelijk. Hij wordt bitsig tegenover zichzelf, omdat hij zich onwillekeurig met zijn werkvolk inlaat, DE COREL 1949, 56. Ik voelde dat ik me opwond, bitsiger sprak, LEYS 1970, 114. Het is... een rendez-vous huis waar je met vrouwen naar boven kon gaan, vertelt Lyssens bitsig, Gentenaar 10/5/1977. Ook o.a.: VAN H...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bitsig

bn., bw. (bits).

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bitsig

bn. en bw. (-er, -st) bits.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bitsig

bn. en bw., bits.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)